zondag 3 mei 2020

spring




Vijftien jaar geleden kwam ik, 'overtuigd stadsmens', op een voormalige, mismeesterde boerderij terecht. De stad
bleek toch veel te duur geworden om er een atelier of woonst te huren en ik kreeg de suggestie om eens naar een
leegstaande boerenwoning te gaan kijken, weliswaar zonder comfort of drinkbaar water maar betaalbaar. De eigenaars
'wisten er geen blijf mee'. Ik besloot om het voor enkele maanden te huren want in tegenstelling tot de stad, was er
ruimte in overvloed. Dat de afstand tot m'n werk hierbij nog groter werd, nam ik erbij. Die 'enkele maanden' werden 6 jaar.
Een soort vrijwillige isolatie. Enthousiast over de allereerste tuin in mijn volwassen leven, begon ik met de aanleg van
een moestuin. Het ontwerp vond ik vorige week toevallig terug. Twee jaar na mijn vertrek werd de hele site met de grond
gelijk gemaakt - inclusief een oude veedrinkpoel, een hoogstam boomgaard en honderden bomen, waarvan een belang-
rijk deel door de vorige bewoner werden aangeplant. In de buurt bevonden zich ooit het Prinsengoed én een schandpaal.
In het gemeentehuis staat een maquette die door de universiteit van Gent werd gemaakt maar ik herinner me niet of er
een verband was met dat grafelijke, verloren gegane domein.
Toen ik er woonde, was het verleden op deze locatie altijd wel op de één of andere manier aanwezig; zichtbaar of verdoken.
Bij de aanleg van de moestuin kwamen er bijvoorbeeld heel wat oude, loodzware stenen (zandsteen, arduin) naar boven
waarvan sommige sierlijk bewerkt waren. Een mens zou op zo'n plek geesten gaan zien... Op een mistige ochtend, ik
woonde er pas, meende ik in de tuin een schim te zien. Gewapend met een riek liep ik - geheel in stijl -  naar buiten, op de
gestalte af. Het bleek de hoogbejaarde buurvrouw, van de boerderij een beetje verderop, te zijn. Ze was zich van geen
kwaad bewust (ofwel zeer nieuwsgierig) en had de gewoonte om de weg naar het dorp wat in te korten via mijn tuin.
Ik veronderstel dat we er toen alle twee een beetje bleekjes - en spookachtig - bijstonden.
De boerderij lag op het eind van een onverhard en doodlopend dreefje.  Doorgaand verkeer was er onmogelijk en het
gebiedje (1,5 ha) leek wel een kleine , wilde oase, een mini-biotoop. Vooral in het voorjaar, wanneer het terug warmer en
droger werd, was het een heerlijke plek om te wonen. Tenminste; voor sommigen. Toen ik er verbleef, en ook in de jaren
nadien, vormde deze plek vaak het decor of het onderwerp van mijn dromen én nachtmerries. Pas wanneer ik - en enkele
anderen - ophouden met ons deze plaats te herinneren, zal ze definitief verdwenen zijn.



Geen opmerkingen: